Controlelamp adaptieve snelheidsregeling. Het lampje gaat branden wanneer u het systeem inschakelt. Het lampje brandt wit als het systeem in stand-bymodus staat. Het lampje brandt groen wanneer u de snelheid voor adaptieve snelheidsregeling instelt. |
Waarschuwingslamp airbag. Als het lampje niet gaat branden als u het contact aanzet, blijft knipperen of blijft branden wanneer de motor loopt, wijst dit op een storing. Laat uw auto zo snel mogelijk controleren. |
Waarschuwingslamp antiblokkeersysteem. Als deze lamp brandt tijdens het rijden, wijst dit op een storing. De normale remwerking van uw auto blijft gehandhaafd zonder dat het antiblokkeersysteem in werking treedt. Laat uw auto zo snel mogelijk controleren. |
Controlelampen Auto-Start-Stop.Gaat groen branden wanneer de motor stopt. Het knippert oranje en er wordt een bericht weergegeven als u iets moet doen.Brandt grijs en is doorstreept wanneer het systeem niet beschikbaar is. |
Controlelamp automatische grootlichtregeling aan. Gaat branden om te bevestigen wanneer het systeem klaar is voor assistentie. |
Controlelamp informatiesysteem dode hoek. Wanneer het systeem een voertuig detecteert, gaat de controlelamp branden in de buitenspiegel aan de kant waar het naderende voertuig vandaan komt. Als u de richtingaanwijzer aan die zijde van uw auto inschakelt, gaat de controlelamp knipperen. |
Waarschuwingslamp informatiesysteem dode hoek en herkenning van kruisend verkeer.Als het systeem defect is, gaat een waarschuwingslamp in het instrumentenpaneel branden en verschijnt een bericht op het informatiedisplay. Laat uw auto zo snel mogelijk controleren. |
Waarschuwingslamp remblokslijtage. Gaat branden wanneer de remblokken zijn versleten tot een vooraf bepaalde grenswaarde. Laat uw auto zo snel mogelijk controleren. |
Controlelamp motorolie verversen. Wordt weergegeven wanneer de levensduur van de motorolie bijna uitgeput is. Laat de motorolie zo spoedig mogelijk verversen. | |
N.B.:
Negeer geen controlelampen en informatieberichten over het verversen van de motorolie. Resulterende schade aan onderdelen wordt niet gedekt door de garantie.
Controlelampen motorolie nu verversen. Als beide lampen worden weergegeven, is de levensduur van de motorolie erg uitgeput. Het motorkoppel wordt gereduceerd tot 70% om ernstig gevaar van motorschade aan te geven. Laat de motorolie onmiddellijk verversen.
N.B.:
Negeer geen controlelampen en informatieberichten over het verversen van de motorolie. Resulterende schade aan onderdelen wordt niet gedekt door de garantie.
Controlelamp herkenning kruisend verkeer. Wanneer het systeem een naderend voertuig detecteert, klinkt een geluidssignaal, gaat de controlelamp branden in de betreffende buitenspiegel en worden pijlen weergegeven in het informatiedisplay om de zijde aan te geven waar het naderende voertuig vandaan komt. |
Controlelamp snelheidsregeling. Het lampje gaat branden wanneer u het systeem inschakelt. |
Richtingaanwijzer. Knippert wanneer u de richtingaanwijzers inschakelt. |
Waarschuwingslamp niet goed gesloten portier. Gaat branden wanneer u het contact aanzet en blijft branden als een portier of de motorkap open is. |
Controlelamp Eco-modus. Gaat branden wanneer de rijmodus is geselecteerd. |
Controlelamp efficiënte rijmodus. Dit wijst erop dat u langzaam snelheid moet minderen. |
Waarschuwingslamp motorkoelvloeistoftemperatuur. Als dit lampje tijdens het rijden gaat branden, wijst dit op oververhitting van de motor. Breng de auto tot stilstand zodra dit veilig kan en zet de motor uit. Laat uw auto zo snel mogelijk controleren. |
Waarschuwingslamp motoroliedruk. Het lampje gaat branden wanneer u het contact aanzet. Als dit lampje brandt terwijl de motor draait, wijst dit op een storing. Breng de auto tot stilstand zodra dit veilig kan en zet de motor uit. Controleer het motoroliepeil. Als het oliepeil voldoende is, wijst dit op een systeemstoring. Laat uw auto zo snel mogelijk controleren. |
Waarschuwingslampen motor. Als beide lampjes branden terwijl de motor draait, brengt u de auto zo snel mogelijk tot stilstand wanneer dit veilig kan. Als u met de auto blijft rijden, kan dit leiden tot verminderd vermogen en afslaan van de motor. Zet het contact uit en probeer de motor te starten. Laat uw auto zo snel mogelijk controleren. |
Waarschuwingslamp veiligheidsgordel vastmaken. Blijft branden tot u uw veiligheidsgordel vastklikt. |
Controlelamp mistlampen voor. Brandt als u de mistlampen voor aanzet. |
Waarschuwingslamp onderhoud brandstoffilter. Als deze lamp gaat branden terwijl de motor draait, wijst dit erop dat er te veel water in het brandstoffilter zit.Tap water af van de waterafscheider van het brandstoffilter wanneer de waarschuwingslamp brandt of wanneer er een boodschap verschijnt in het informatiedisplay. |
Controlelamp gloeibougies. Brandt het lampje, wacht dan tot het lampje dooft voordat u de motor start. |
Controlelamp alarmknipperlichten. Knippert wanneer u de alarmknipperlichten inschakelt. |
Controlelamp grootlicht koplamp. Gaat branden als u het grootlicht aanzet. |
Waarschuwingslamp ontsteking. Het lampje gaat branden wanneer u het contact aanzet. Als dit lampje brandt terwijl de motor draait, wijst dit op een storing. Laat uw auto zo snel mogelijk controleren. |
Controlelamp lampen aan. Gaat branden wanneer u het dimlicht, de zijlichten of de achterlichten inschakelt. |
Controlelamp hulp bij verlaten rijstrook. Gaat branden in het informatiedisplay wanneer u het systeem inschakelt en modus Hulp of modus Waarschuwing en Hulp is geselecteerd. |
Controlelamp waarschuwing bij verlaten rijstrook. Gaat branden in het informatiedisplay wanneer u het systeem inschakelt en modus Waarschuwing is geselecteerd. |
Waarschuwingslamp verlaten rijstrook. Gaat wellicht branden wanneer u het systeem uitschakelt. Als deze lamp brandt tijdens het rijden, wijst dit op een storing. Laat uw auto zo snel mogelijk controleren. |
Waarschuwingslamp laag brandstofpeil. Als deze lamp brandt tijdens het rijden, dient u zo snel mogelijk te tanken. |
Controlelamp motorstoring. Als dit lampje brandt terwijl de motor draait, wijst dit op een storing.Als het lampje knippert, slaat de motor wellicht over.Hogere uitlaatgastemperaturen kunnen schade aan het roetfilter of andere delen van de auto veroorzaken.Vermijd snel optrekken en hard afremmen en laat uw auto zo snel mogelijk controleren. |
Controlelamp modus Modder/wielsporen. Gaat branden wanneer de rijmodus is geselecteerd. |
Waarschuwingslamp parkeerrem. Deze gaat branden wanneer u de parkeerrem inschakelt en het contact is aangezet. Gaat deze lamp branden wanneer de auto in beweging is, controleer dan of de parkeerrem is vrijgezet. Is de parkeerrem vrijgezet, dan wijst dit op een laag remvloeistofpeil of een storing in het remsysteem. Laat uw auto zo snel mogelijk controleren. |
Controlelamp aandrijflijn. Als dit lampje brandt terwijl de motor draait, wijst dit op een storing.Als deze lamp tijdens het rijden knippert, verlaag de rijsnelheid dan onmiddellijk.Vermijd snel optrekken en hard afremmen en laat uw auto zo snel mogelijk controleren. |
Waarschuwingslamp Pre-Collision Assist. Deze lamp gaat branden als uw auto snel een andere auto nadert, om u te waarschuwen voor het risico van een botsing met uw voorligger.De lamp gaat wellicht rood branden wanneer de afstand tot de voorligger kort is.Gaat oranje branden wanneer u het systeem uitschakelt of als het systeem niet beschikbaar is. |
Controlelamp mistachterlicht. Brandt als u het mistachterlicht aanzet. |
Waarschuwingslamp systeem selectieve katalysatorreductie.De waarschuwingslamp gaat branden als het systeem detecteert dat het vloeistofpeil laag is of bij een systeemstoring.Als de waarschuwingslamp gaat branden, geven de berichten op het informatiedisplay aan of het probleem te maken heeft met de vloeistof of dat er een storing is in het systeem voor selectieve katalytische reductie.Als de waarschuwingslamp gaat branden terwijl uw auto rijdt en er voldoende vloeistof is, wijst dit op een systeemstoring. Laat uw auto zo snel mogelijk controleren. |
Schakelindicator. Het lampje gaat branden om aan te geven dat schakelen naar een hogere of lagere versnelling kan zorgen voor betere prestaties, een lager brandstofverbruik of een lagere uitstoot. |
Controlelamp modus voor gladheid. Gaat branden wanneer de rijmodus is geselecteerd. |
Controlelamp stabiliteitsregeling en aandrijfregeling.Knippert tijdens werking. Als het lampje niet gaat branden als u het contact aanzet of blijft branden wanneer de motor draait, wijst dit op een storing. Laat uw auto zo snel mogelijk controleren. |
Waarschuwingslamp stabiliteitsregeling en aandrijfregeling uit Gaat branden wanneer u het systeem uitschakelt. |
Waarschuwingslamp controlesysteem lage bandenspanning. Het lampje gaat branden als de bandenspanning in een of meerdere banden onder de juiste bandenspanning ligt.Als de lamp niet gaat branden als u het contact aanzet of knippert wanneer de motor draait, wijst dit op een storing. Laat uw auto zo snel mogelijk controleren. |
Controlelamp modus trekken/slepen. Gaat branden wanneer de rijmodus is geselecteerd. |