WAARSCHUWING:
Schakel de snelheidsregeling niet in op bochtige wegen, onder drukke verkeersomstandigheden en op gladde wegen. Dit zou tot controleverlies over de auto en fataal of dodelijk letsel kunnen leiden.
WAARSCHUWING:
Wanneer u een heuvel afrijdt, kan uw rijsnelheid hoger worden dan de ingestelde snelheid. Het systeem gebruikt de remmen niet. |
N.B.:
De snelheidsregeling wordt uitgeschakeld als de rijsnelheid meer dan 16 km/h onder de ingestelde snelheid daalt wanneer u bergop rijdt.
U bedient de snelheidsregeling via het stuurwiel.
Cruise control inschakelen
Druk op ON.
Het controlelampje in het instrumentenpaneel gaat branden.
Rijsnelheid instellen
- Rij met de gewenste snelheid.
- Druk op SET+ of SET-.
- Neem uw voet van het gaspedaal.
Ingestelde snelheid veranderen
- Druk op SET+ of SET- om de ingestelde snelheid in kleine stappen aan te passen.
- Trap het gaspedaal of het rempedaal in tot de gewenste snelheid is bereikt. Druk op SET+ of SET-.
- Houd SET+ of SET- ingedrukt. Laat de regeling los wanneer u de gewenste snelheid heeft bereikt.
N.B.:
Wanneer u het gaspedaal indrukt, verandert de ingestelde snelheid niet.Wanneer u het gaspedaal loslaat, keert uw auto terug naar de snelheid die u eerder hebt ingesteld.
Ingestelde snelheid annuleren
Trek aan CAN of trap het rempedaal in. De ingestelde snelheid wordt niet gewist.
Ingestelde snelheid hervatten
Trek aanRES.
Cruise control uitschakelen
Druk op OFF als het systeem stand-by staat of schakel het contact uit.
N.B.:
U wist de ingestelde snelheid wanneer u het systeem uitschakelt.