WAARSCHUWING:
Gebruik brandstofleidingen, motorkleppendeksels, wisserarmen voorruit, het inlaatspruitstuk of het motorkapslot nooit als massapunten.
WAARSCHUWING:
Verbind alleen accu's met dezelfde nominale spanning met elkaar.
WAARSCHUWING:
Gebruik alleen kabels met geïsoleerde klemmen en een voldoende dikke kern. |
N.B.:
Ontkoppel de accu van de stilgevallen auto niet, omdat dit het elektrische systeem van de auto kan beschadigen.
Voor aansluiten hulpstartkabels

A Auto met lege accu. B Auto met hulpaccu. 1 Positieve hulpstartkabel. 2 Negatieve hulpstartkabel.
|

WAARSCHUWING:
Gebruik brandstofleidingen, motorkleppendeksels, wisserarmen voorruit, het inlaatspruitstuk of het motorkapslot nooit als massapunten.
WAARSCHUWING:
Zorg ervoor dat de kabels niet met draaiende onderdelen en onderdelen van het brandstoftoevoersysteem in aanraking kunnen komen. |
Parkeer het hulpvoertuig zo dicht mogelijk bij de motorkap van de stilgevallen auto. Zorg er daarbij voor dat de twee voertuigen elkaar niet raken.
- Schakel het contact van beide auto's uit en schakel alle stroomverbruikers uit.
- Trek de kap van het plusaansluitpunt van de accu omhoog. Zie het betreffende overzicht van de motorruimte voor de locatie van de items. Zie
Onderhoud.
- Sluit de positieve (+) hulpstartkabel aan op de positieve (+) pool van de lege accu.
- Sluit ten slotte de negatieve (-) kabel aan op een zichtbaar metalen deel van de motor van de stilgevallen auto, uit de buurt van de accu en het systeem voor brandstofinspuiting, of sluit de negatieve (-) kabel aan op een massapunt indien beschikbaar.
Massapunt voorwielaandrijving

Massapunt achterwielaandrijving

Motor starten
- Start de motor van de hulpauto en drijf het toerental wat op of trap het gaspedaal zachtjes in om uw motortoerental tussen 2000 en 3000 omw/min. te houden, zoals te zien op uw toerenteller.
- Start de motor van de stilgevallen auto.
- Zodra de stilgevallen auto is gestart, laat u beide motoren nog eens drie minuten draaien voordat u de hulpstartkabels loskoppelt.
Verwijder de hulpstartkabels in omgekeerde volgorde van aansluiten.
N.B.:
Schakel de koplampen tijdens het loskoppelen van de hulpstartkabels niet in. Door de spanningspiek kunnen de gloeilampen doorbranden.