WAARSCHUWING   WAARSCHUWING:  Verwijder de dop van het koelvloeistofreservoir niet wanneer de motor draait of het koelsysteem heet is. Wacht 10 minuten totdat het koelsysteem is afgekoeld. Bedek de dop van het koelvloeistofreservoir met een dikke doek om brandwonden te voorkomen en verwijder de dop langzaam. Wanneer deze instructie niet wordt opgevolgd, kan dit persoonlijk letsel tot gevolg hebben.
WAARSCHUWING   WAARSCHUWING:  Giet geen koelvloeistof in het sproeierreservoir van de voorruit. Bij koelvloeistof op de voorruit kan het zicht door de voorruit ernstig worden belemmerd.
WAARSCHUWING   WAARSCHUWING:  Laat voor minder kans op verwondingen de motor afkoelen voordat u de koelvloeistofdop losschroeft. Het koelsysteem staat onder druk. Stoom en hete vloeistof kunnen met kracht ontsnappen wanneer u de dop enigszins losdraait.

Als de motor koud is, controleert u de concentratie en het peil van de koelvloeistof op de intervallen zoals vermeld in de informatie over gepland onderhoud.
N.B.:   Controleer of het koelvloeistofpeil tussen de MIN- en de MAX-markering op het motorkoelvloeistofreservoir staat.
N.B.:   Koelvloeistof zet bij verwarming uit.Het koelvloeistofpeil kan enkele millimeters boven de MAX-markering staan.
Houd de concentratie koelvloeistof tussen 48% en 50%, wat overeenkomt met een vriespunt tussen -34 °C en -37 °C. De concentratie van de koelvloeistof moet worden gecontroleerd met een refractometer. We raden het gebruik van zuurwegers of teststrips voor koelvloeistof af om de concentratie koelvloeistof te meten.
Koelvloeistof bijvullen
WAARSCHUWING   WAARSCHUWING:  Het koelvloeistofpeil mag niet boven de MAX-markering komen te staan.
WAARSCHUWING   WAARSCHUWING:  Voeg geen koelvloeistof toe wanneer het voertuig aanstaat of het koelsysteem heet is. Wanneer deze instructie niet wordt opgevolgd, kan dit persoonlijk letsel tot gevolg hebben.
WAARSCHUWING   WAARSCHUWING:  Verwijder de dop van het koelvloeistofreservoir niet wanneer de motor draait of het koelsysteem heet is. Wacht 10 minuten totdat het koelsysteem is afgekoeld. Bedek de dop van het koelvloeistofreservoir met een dikke doek om brandwonden te voorkomen en verwijder de dop langzaam. Wanneer deze instructie niet wordt opgevolgd, kan dit persoonlijk letsel tot gevolg hebben.
WAARSCHUWING   WAARSCHUWING:  Giet geen koelvloeistof in het sproeierreservoir van de voorruit. Bij koelvloeistof op de voorruit kan het zicht door de voorruit ernstig worden belemmerd.

N.B.:   Gebruik geen afsluitkogels, afdichtmiddelen voor het koelsysteem of additieven die niet voldoen aan de specificaties, om schade aan de koel- of verwarmingssystemen van de motor te voorkomen.Resulterende schade aan onderdelen valt mogelijk niet onder de voertuiggarantie.
N.B.:   Autovloeistoffen zijn onderling niet uitwisselbaar.
Het is erg belangrijk dat u verdunde koelvloeistof gebruikt die voldoet aan de juiste specificaties, om te voorkomen dat de smalle doorgangen in het motorkoelsysteem verstopt raken.   Zie   Inhouden en specificaties .  Meng geen verschillende kleuren of types koelvloeistof in uw voertuig. Mengen van motorkoelvloeistoffen of gebruik van verkeerde koelvloeistof kan de motor of onderdelen van het koelsysteem beschadigen. Dergelijke schade wordt mogelijk niet gedekt door de voertuiggarantie.
N.B.:   Als er geen verdunde koelvloeistof beschikbaar is, gebruik dan goedgekeurde geconcentreerde koelvloeistof en verdun deze tot 50/50 met gedestilleerd water.   Zie   Inhouden en specificaties .  Als u water gebruikt dat niet is gede-ioniseerd, kunnen er afzettingen en corrosie ontstaan en kunnen de smalle doorgangen van het koelsysteem verstopt raken.
N.B.:   Koelvloeistoffen die worden verkocht voor alle merken en modellen voldoen wellicht niet aan onze specificaties en kunnen het koelsysteem beschadigen.Resulterende schade aan onderdelen valt mogelijk niet onder de voertuiggarantie.
Voeg onmiddellijk verdunde koelvloeistof bij als het koelvloeistofpeil op of onder de minimummarkering staat.
Ga als volgt te werk om koelvloeistof bij te vullen:
  1. Draai de dop langzaam los. Bij het losschroeven van de dop kan er druk vrijkomen.
  1. Voeg verdunde koelvloeistof bij die voldoet aan de juiste specificaties.   Zie   Inhouden en specificaties
  1. Voeg voldoende verdunde koelvloeistof bij tot het juiste peil.
  1. Plaats de dop weer op het koelvloeistofreservoir. Draai de dop rechtsom totdat deze in contact komt met de harde aanslag.
  1. Controleer de volgende keren wanneer u met uw voertuig rijdt het koelvloeistofpeil in het koelvloeistofreservoir. Vul indien nodig genoeg verdunde motorkoelvloeistof bij om het koelvloeistofpeil op het juiste peil te brengen.
Als u maandelijks meer dan 1 L motorkoelvloeistof moet bijvullen, laat uw voertuig dan zo snel mogelijk controleren. Als een motor draait terwijl het koelvloeistofpeil laag is, kan de motor oververhit raken en kan er motorschade ontstaan.
In geval van nood kunt u een grote hoeveelheid water zonder motorkoelvloeistof toevoegen aan het motorkoelvloeistofsysteem, zodat u een locatie kunt bereiken waar uw voertuig kan worden nagekeken. In dat geval moet gekwalificeerd personeel:
  1. het koelsysteem aftappen.
  1. het koelsysteem chemisch reinigen.
  1. zo snel mogelijk bijvullen met motorkoelvloeistof.
Alleen water, zonder motorkoelvloeistof, kan leiden tot motorschade door corrosie, oververhitting of bevriezing.
Gebruik de volgende producten niet ter vervanging van koelvloeistof:
  • alcohol.
  • methanol.
  • pekel.
  • Elk soort koelvloeistof gemengd met antivries op basis van alcohol of methanol.
Alcohol en andere vloeistoffen kunnen motorschade veroorzaken door oververhitting of bevriezing.
Voeg geen extra remmers of additieven aan de koelvloeistof toe. Deze kunnen schadelijk zijn en afbreuk doen aan de corrosiebescherming van de koelvloeistof.
Gerecyclede koelvloeistof
We raden het gebruik van gerecyclede koelvloeistof niet aan omdat er nog geen goedgekeurd recycleproces beschikbaar is.
N.B.:   Ruim gebruikte koelvloeistof op volgens de geldende voorschriften.
Volg de regelgeving en normen van uw regio voor het recyclen en weggooien van autovloeistoffen.
Barre klimaten
Als u rijdt in extreem koude klimaten:
  • De koelvloeistofconcentratie moet mogelijk tot meer dan 50% worden verhoogd.
  • Een koelvloeistofconcentratie van 60% biedt verbeterde vriespuntbescherming.
  • Bij koelvloeistofconcentraties van meer dan 60% neemt de bescherming tegen oververhitting van de koelvloeistof af en kan de motor beschadigd raken.
Als u rijdt in extreem warme klimaten:
  • U kunt de koelvloeistofconcentratie tot 40% verminderen.
  • Een koelvloeistofconcentratie van 40% biedt verbeterde bescherming tegen oververhitting.
  • Bij koelvloeistofconcentraties van minder dan 40% neemt de oververhittings- en corrosiebescherming van de koelvloeistof af en kan de motor beschadigd raken.
Voertuigen die het hele jaar door in gewone klimaten rijden, moeten verdunde koelvloeistof gebruiken voor een optimaal koelsysteem en optimale motorbescherming.
Koelvloeistof verversen
Bij specifieke kilometerstanden, zoals in het onderhoudsschema staat, moet de koelvloeistof worden ververst. Voeg verdunde koelvloeistof bij die voldoet aan de juiste specificaties.   Zie   Inhouden en specificaties
Noodloopfunctie koelsysteem
De functie voor noodkoeling kan ervoor zorgen dat u tijdelijk met uw voertuig kunt rijden voordat onderdelen aanzienlijk beschadigd worden. De noodafstand die u kunt afleggen is afhankelijk van de omgevingstemperatuur, de voertuigbelasting en het terrein waarop u rijdt.
Hoe de noodkoeling werkt
Image Shown Without Description  Wanneer de motor begint te oververhitten, gaat de koelvloeistoftemperatuurmeter naar de rode zone:Image Shown Without Description  Er gaat een waarschuwingslampje branden en er verschijnt wellicht een bericht in het informatiedisplay.
 Wanneer de motor een vooraf ingestelde temperatuurgrens bereikt, schakelt de motor automatisch over op afwisselend gebruik van cilinders. Elke uitgeschakelde cilinder werkt als een luchtpomp en koelt de motor.
Wanneer dit gebeurt, werkt uw voertuig nog steeds, maar:
  • het motorvermogen is beperkt.
  • het airconditioningsysteem wordt uitgeschakeld.
 Als u het voertuig blijft gebruiken, stijgt de motortemperatuur, waardoor de motor volledig wordt uitgeschakeld. In deze situatie moet u meer stuur- en reminspanningen leveren.
Wanneer de motortemperatuur is afgekoeld, kunt u de motor opnieuw starten. Laat het voertuig zo snel mogelijk controleren om motorschade te voorkomen.
Wanneer de noodmodus geactiveerd is
WAARSCHUWING   WAARSCHUWING:  De noodmodus is alleen bedoeld voor gebruik bij noodgevallen. Gebruik uw voertuig alleen in de noodmodus zo lang als nodig is om uw voertuig op een veilige locatie neer te zetten en laat het voertuig onmiddellijk repareren. Terwijl uw voertuig de noodmodus gebruikt, heeft uw voertuig beperkt vermogen, kan er niet op hoge snelheden worden gereden en kan het voertuig zonder waarschuwing volledig worden uitgeschakeld, waarbij mogelijk het motorvermogen, de stuurbekrachtiging en de rembekrachtiging kunnen uitvallen. De kans op een ongeval met ernstige verwondingen kan hierdoor toenemen.
WAARSCHUWING   WAARSCHUWING:  Verwijder de dop van het koelvloeistofreservoir niet wanneer de motor draait of het koelsysteem heet is. Wacht 10 minuten totdat het koelsysteem is afgekoeld. Bedek de dop van het koelvloeistofreservoir met een dikke doek om brandwonden te voorkomen en verwijder de dop langzaam. Wanneer deze instructie niet wordt opgevolgd, kan dit persoonlijk letsel tot gevolg hebben.

Uw motor heeft beperkt motorvermogen in de noodmodus, rijd dus voorzichtig met uw voertuig. Uw voertuig kan niet tegen hoge snelheden rijden en de motor draait wellicht niet vlot.
 Vergeet niet dat de motor automatisch volledig uitgeschakeld kan worden om motorschade te voorkomen. In deze situatie:
  1. Zet het voertuig aan de kant zodra dit op een veilige manier kan en zet de motor uit.
  1. Als u lid bent van een programma voor pechassistentie, is het raadzaam dat u contact opneemt met uw dienstverlener voor pechassistentie.
  1. Als dit niet mogelijk is, laat de motor dan een korte tijd afkoelen.
  1. Controleer het koelvloeistofpeil. Voeg onmiddellijk verdunde koelvloeistof bij als het koelvloeistofpeil op of onder de minimummarkering staat.
  1. Wanneer de motortemperatuur is afgekoeld, kunt u de motor opnieuw starten. Laat het voertuig zo snel mogelijk controleren om motorschade te voorkomen.
N.B.:   Wanneer u met uw voertuig rijdt zonder dat het motorprobleem is opgelost, neemt de kans op motorschade toe.
Beheer motorkoelvloeistoftemperatuur (indien aanwezig)
WAARSCHUWING   WAARSCHUWING:  Om het risico op een botsing en verwondingen te beperken, moet u erop bedacht zijn dat de rijsnelheid kan afnemen en dat het voertuig wellicht niet op vol vermogen kan accelereren totdat de koelvloeistof is afgekoeld.

Als u een aanhanger trekt met uw voertuig, kan de motor tijdelijk warmer worden tijdens zwaar gebruik, bijvoorbeeld wanneer u een lange of steile helling op rijdt bij hoge omgevingstemperaturen.
Op dat moment kunt u merken dat de naald van de koelvloeistoftemperatuurmeter naar de rode zone beweegt en dat een bericht op het informatiedisplay verschijnt.
U kunt merken dat de rijsnelheid afneemt, doordat het motorvermogen is beperkt om de motorkoelvloeistoftemperatuur te beheren.Uw voertuig kan deze modus starten in bepaalde omstandigheden bij hoge temperaturen en hoge belasting.De mate van snelheidsverlaging is afhankelijk van de voertuigbelasting, de helling en de omgevingstemperatuur. Als dit gebeurt is het niet nodig om uw voertuig tot stilstand te brengen.U kunt blijven rijden.
Onder zeer zware omstandigheden wordt de airconditioning mogelijk automatisch in- en uitgeschakeld om oververhitting van de motor te voorkomen. Wanneer de koelvloeistoftemperatuur daalt naar de normale bedrijfstemperatuur, wordt de airconditioning ingeschakeld.
Ga als volgt te werk als de koelvloeistoftemperatuurmeter volledig in de rode zone staat of als de waarschuwing voor koelvloeistoftemperatuur of de motorstoringslamp verschijnt op het informatiedisplay:
  1. Breng uw voertuig tot stilstand zodra dit veilig kan. Schakel de parkeerrem volledig in en schakel in de parkeerstand (P) of neutraal (N).
  1. Laat de motor draaien totdat de naald van de koelvloeistoftemperatuurmeter terugkeert naar de normale positie.Volg de resterende stappen als de temperatuur na enkele minuten niet daalt.
  1. Zet de motor uit en wacht tot de motor is afgekoeld. Controleer het koelvloeistofpeil.
  1. Voeg onmiddellijk verdunde koelvloeistof bij als het koelvloeistofpeil op of onder de minimummarkering staat.
  1. Als het koelvloeistofpeil normaal is, start de motor dan opnieuw en rijd verder.